Hesse Pieters wordt in 1338 geboren als derde kind en tweede dochter van de smid Pieter en zijn vrouw Aleyd. Het gezin woont aan de Smedenstrate, waar grootvader in 1315 naartoe is verhuisd. Na haar komen nog drie broertjes en een zusje ter wereld, waarvan er twee op jonge leeftijd overlijden. In 1350 wordt de stad getroffen door de pest, en Hesse’s moeder, haar twee jaar oudere zus en jongere broertje overlijden. Hesse blijft samen met haar broers Pieter en Andries over met hun vader, die een jaar later hertrouwt.
In 1357 trouwt Hesse met Dyderic, de zoon van een vriend van haar vader. Dyderic is carreman en reist geregeld met vrachtjes naar andere steden. Het paar is nog steeds kinderloos wanneer Dyderic in 1360 niet terugkomt van een reis naar Zwolle en Groningen. Hoewel kwade tongen beweren dat hij er met een ander vandoor is gegaan, gelooft Hesse dat hij onderweg moet zijn overvallen. Een uitgestuurde bode kan er niet achter komen wat er met Dyderic is gebeurd en hij blijft spoorloos. Om de verdwenen lading te kunnen vergoeden verkoopt Hesse na enkele weken het grootste deel van hun bezittingen, zegt de huur van hun huis op en trekt in bij haar broer Pieter en zijn vrouw.
In 1370 woont Hesse nog steeds bij Pieter in huis. Pieter heeft de smidse overgenomen van hun vader, die kort geleden is overleden. Hij bewoont met zijn vrouw en kinderen het ouderlijk huis. Andries woont met zijn gezin in de buurt en werkt ook in de smidse van Pieter. Van Dyderic is nooit meer iets vernomen, maar Hesse is niet hertrouwd. Ze wordt verzorgd door haar familie en helpt op haar beurt haar schoonzussen met het huishouden en de zorg voor haar neefjes en nichtjes. Ook verdient ze wat bij met naaiwerk. Hesse is door de jaren heen steeds godsdienstiger geworden en bezoekt dagelijks de kerk. Kort na het verdwijnen van haar man heeft ze een bedevaartstocht naar Maastricht ondernomen, en de laatste jaren helpt ze regelmatig bij de armenzorg in het Heilige Geestgasthuis.
In 1357 trouwt Hesse met Dyderic, de zoon van een vriend van haar vader. Dyderic is carreman en reist geregeld met vrachtjes naar andere steden. Het paar is nog steeds kinderloos wanneer Dyderic in 1360 niet terugkomt van een reis naar Zwolle en Groningen. Hoewel kwade tongen beweren dat hij er met een ander vandoor is gegaan, gelooft Hesse dat hij onderweg moet zijn overvallen. Een uitgestuurde bode kan er niet achter komen wat er met Dyderic is gebeurd en hij blijft spoorloos. Om de verdwenen lading te kunnen vergoeden verkoopt Hesse na enkele weken het grootste deel van hun bezittingen, zegt de huur van hun huis op en trekt in bij haar broer Pieter en zijn vrouw.
In 1370 woont Hesse nog steeds bij Pieter in huis. Pieter heeft de smidse overgenomen van hun vader, die kort geleden is overleden. Hij bewoont met zijn vrouw en kinderen het ouderlijk huis. Andries woont met zijn gezin in de buurt en werkt ook in de smidse van Pieter. Van Dyderic is nooit meer iets vernomen, maar Hesse is niet hertrouwd. Ze wordt verzorgd door haar familie en helpt op haar beurt haar schoonzussen met het huishouden en de zorg voor haar neefjes en nichtjes. Ook verdient ze wat bij met naaiwerk. Hesse is door de jaren heen steeds godsdienstiger geworden en bezoekt dagelijks de kerk. Kort na het verdwijnen van haar man heeft ze een bedevaartstocht naar Maastricht ondernomen, en de laatste jaren helpt ze regelmatig bij de armenzorg in het Heilige Geestgasthuis.